Een dinsdagmiddag in Café 't Monumentje. De gebruikelijke rituelen: aan de stamtafel zit Japie met de krant. Op tafel twee bespreekt Jan Met/Zonder het nieuws met een onbekende klant. Aan de leestafel weten de dames het beter.

De koffiemolen overstemt regelmatig de gesprekken in het kleine café. Er wordt gepuzzeld en een kaartje gelegd. De diverse kranten eindigen zoals altijd op een grote stapel onder Japie's kop koffie. Zo kan niemand ze wegpakken als hij buiten een shagje rookt.

Langzamerhand druppelt het werkvolk binnen: "Kopstootje Harry! Jullie wat, jongens?" Rob van Arie schuift aan bij de mannen van het nieuws. Arie gaat onder tafel liggen. "Je houdt die rothond bij je hoor". Jan steekt zijn angst voor Arie niet onder stoelen of banken. "Doe die angsthaas ook een biertje, heeft ie morgen misschien wel weer een baard". Jan met/zonder dankt zijn naam aan zijn volle baard die hij regelmatig afscheert.

De toon is gezet: de drie mannen nemen stevig in en houden plagerige gesprekken met elkaar. De sfeer gaat van gemoedelijk naar opgewekt, de alcohol doet zijn werk. Als de hongerklop zich aandient staat de onbekende man op en zwabbert richting deur. Harry roept hem na: "Meneer, uw rekening!". De man wijst naar Rob: "Hij betaalt, dat komt mij beter uit". Harry krijgt een gelaten blik van Rob en geeft de man de zegen na.

Na een aantal 'nog-ééntje-dan's' vindt ook Rob het welletjes. Hij is het overzicht over de consumpties kwijt: "Staat er nog iets van mij?" De kroegbaas antwoordt meewarig: "Ja jongen, je vriend zei dat jij betaalde." Terwijl Rob zijn portefeuille trekt, vraagt Harry: "Goeie vriend van je?" Rob loopt onvast naar de deur en zegt over zijn schouder: "Een goeie vriend kan je niet hebben Harry, een goede vriend kun je alleen maar zijn."


Henriëtte