<< Vorige - Volgende >> |
NK51: door Ilse van WinckelBlauwe Druif
|
||
Het was druk in de Blauwe Druif. Piet had zich gewoontegetrouw aan de toog geïnstalleerd. Hij zat altijd een tikje schuin op zijn barkruk. Zo had hij vrij zicht op de deur en kon hij in de gaten houden wie er binnenkwam. Gewenste of ongewenste commentaar geven, daar was het hem om te doen. Thuis luisterden alleen de muren.
Een jonge slungel stak zijn hoofd binnen, monsterde het interieur, bleef met zijn blik hangen bij de omgekeerde cafétafels aan het plafond, glimlachte, en kwam binnen. Zijn geruite hemd hing half uit zijn sjofele broek, zijn lange haar half voor zijn ogen. Hij ging zitten en bestelde een biertje. Weer keek hij naar de plafondtafel boven de plek waar hij zat. Piet zocht oogcontact. ‘Leuk hé’, zei hij. ‘Weet je welk kaartspel ertegenaan is geplakt?’ ‘Klaverjassen... hartenjagen...patience ?’, giste de jongeman, tevergeefs speurend naar een teken van instemming. ‘Ik ken niets van kaarten’, voegde hij er verontschuldigend aan toe. ‘Nee, joh’, zei Piet. ‘Hier wordt toekomst voorspeld.’ ‘Leg uit’, repliceerde de gast geamuseerd. ‘Met kaartspel bedoel ik een combinatie van waarzeggerskaarten die afstralen op wie eronder zit, en je hebt niet het beste zitje gekozen’, zei Piet onheilspellend. ‘Hoezo ?’ ‘Wel, schoppen tien wijst op gevangen zitten in een cirkel, harten drie op een driehoeksrelatie, ruiten zeven duidt op kwetsuren, en klaveren twee betekent dat je tijd opraakt.’ Piet zag ongeloof op de gezichten van al wie zijn verhaaltje had gevolgd. Bij de ene toegeknepen ogen, bij de ander een frons, bij nog een ander een monkellachje. Maar zijn gesprekspartner was rood aangelopen. ‘Ik verwed er mijn kop op!’ riep Piet verontwaardigd, en hij sloeg met zijn vuist op de toog. Op datzelfde ogenblik loste een kopje recht boven het hoofd van de jongeling. Tegen zoveel bewijskracht was niemand opgewassen. Ilse van Winckel 299 ...
|