<< Vorige - Volgende >>


NK49: door Niek Kalberg


Engelse Reet



NK49: door Niek Kalberg




Levenslang

'Ach, ik zit hier nou toch.’
De man op de kruk naast me honoreert met een terloops knikje de onuitgesproken vraag van de barman om nog eens in te schenken. De afhankelijkheid aan beide zijden van de tap geeft hun relatie iets van oude vrienden die allebei wel weten waar het schip gestrand is.
Kijk, als jij mij nou zou vragen wat heb je aan je leven gehad dan zeg ik; Helemaal niks.’
Hij kijkt me aan met een blik waarin de vijandige reserve, die hij tot nu toe manmoedig overeind gehouden heeft, door gestage inname is weggesijpeld tot een bijna tedere overgave aan zijn herinneringen.
‘Ik was natuurlijk een rotjoch', verklaart hij. 'Altijd ellende opzoeken, thuis altijd slaag, maar als je een kind klein houdt dan krijg je dat.’
Hij streelt zijn glas en draait er rondjes mee over het bierviltje met de diepe concentratie van een violist die aanstalten maakt zijn strijkstok op de snaren te zetten. Ik zwijg, want men moet geduldig wachten tot de verhalen zelf besloten hebben dat het hun tijd is.
‘Het ergst is het rond deze tijd van het jaar, toen het gebeurde.’
‘Twaalf was ik, toen mijn vader dood ging. Ma uit werken en mijn oudste zus was een kreng, die heb ik in het schuurtje nog eens met een hamer op haar kop geslagen. Zo gek kon ze me maken.
ADHD zeiden ze vorig jaar bij de RIAGG, maar ja als ze daar op je 66 ste pas achter komen. De pillen heb ik meteen weggeflikkerd en die gesprekken. Gaat zo’n meisje van een jaar of 25 mij vertellen…’
Hij maakt een wegwerpgebaar.
‘Het gaat toch niet over. Twee jaar heb ik gezeten, maar ik heb levenslang. 29 Was ik, een vlaag van verstandsverbijstering zei de rechter. Haar ex vertelde me later nog eens dat hij blij was dat ik het gedaan had want dat het hem ook had kunnen gebeuren.
Alleen als ik drink voel ik niks maar dan krijg ik het s’ochtends dubbel voor mijn kiezen. Vergeving? Ja, vaak om gevraagd, maar het blijft stil boven.’
Met een abrupt gebaar pakt hij zijn zware shag en glijdt van de kruk.
‘Even de boel asfalteren’, grapt hij in het voorbijgaan.
‘In de winter kan de zaak lelijk opvriezen en dan krijg je gáten.’
Dan slentert hij met kleine aarzelende stapjes zo rechtop mogelijk naar de rookruimte.


Niek Kalberg

396




...