<< Vorige - Volgende >> |
NK34: door Eke ManninkDe Eland
|
||
Ankers
In het verhoogde gedeelte van café De Eland zitten een moeder en haar zoon aan een tafeltje. De zoon – hij zal een jaar of elf zijn – wipt vervaarlijk heen en weer op de achterpoten van zijn stoel. ‘Kijk, die bierreclame naast het trapje, die hing er in mijn studietijd ook al’, zegt de moeder. Haar zoon kijkt geïntrigeerd naar de toog. De barman, een stoere veertiger met doorrookte stem, heeft zijn jasje uitgedaan en toont op zijn gespierde bovenarmen tatoeages van zeemeermin-nen, zeilschepen en ankers. ‘Gaan we?’ vraagt zoonlief plotseling. ‘Ik dacht dat je nog bitterballen wilde?’ ‘Nee, ik heb toch geen honger meer.’ Ze staan op en schuiven hun stoelen onder het tafeltje. Zij kijkt nog even aandachtig om zich heen, hij hangt al tegen de leuning op het trapje. Beneden rekent zij een cola en een cappuccino af. ‘Doen jullie een dagje Amsterdam?’ vraagt de barman. ‘Een dagje Amsterdamse herinneringen,’ lacht de vrouw. ‘Ik heb hier gestudeerd, kwam hier vaak.’ ‘Kom jij hier ook studeren later?’ vraagt de barman aan de jongen. Zo verlegen als hij net nog leek, zo nonchalant leunt hij nu tegen de deurpost. ‘Jahaa, ik ga misschien naar de zeevaartschool. Bent u daar ook op geweest?’ ‘Nee, dat niet,’ zegt de barman. ‘Maar ik heb vroeger veel gevaren. Hoe kom je daar zo bij?’ ‘Nou ….’ De jongen wijst in zijn richting, de barman wacht vergeefs op het vervolg van de zin. De ogen van moeder gaan geamuseerd van de barman naar haar zoon, en terug. Alsof ze een partijtje tennis gadeslaat. Dan valt het kwartje. De barman zegt: ‘Aha, m’n tattoos. Die heb ik al zo lang dat ik ze zelf niet meer zie.’ Als de zoon de cafédeur opentrekt, roept de barman hem na: ‘Nou, tot ziens kapitein, en een behouden vaart!' Eke Mannink 300 ...
|