<< Vorige - Volgende >>


NK14: door Bob Tiesema


Kopstootbar






(speelt zich af in de Kopstootbar; maakt geen onderdeel uit van het fotoproject)

Treurman

Uit de open deur wervelt stemgedruis. Dranklucht valt over mij heen. Het café snakt naar adem. Ivoren ballen ketsen elkaar aan. 

De kastelein wenkt, als ik mijn hand opsteek en de barkruk bestijg. ‘Doe maar twee, Jaap, mijn buurman hoort er ook bij.’
Hij lijkt mij een kerel die liever wat te mopperen dan te drinken heeft. Het gegroefde gelaat met de lome blik straalt overduidelijk uit, dat onrecht een levensthema voor hem is. 
‘Meneer heeft zeker wel gehoord van Bertus, was een kameraad van mij, meneer, daarom ligt ’t heel gevoelig voor mij, begrijpt u? Zeg maar Ab tegen mij.’
Ab moet een meester in het leggen van contacten zijn. Zo gemakkelijk als hij mij in vertrouwen kan nemen.
‘Ik ben aan het rouwen, begrijpt u, om Bertus, want zij – met zijn duim lift hij in een onbestemde richting -  zij hebben Bertus met een paar man als een stuk vuil vermoord, maffia is ‘t, die lui daar, maa-fia! Een ander woord heb ik er niet voor, een onschuldige zwerver de dood in jagen…Daklozen, meneer, zijn toevallig ook mensen en geen slaven, want dat denken ze wel meneer, dat ze allemaal slaven zijn… Beulen…! De politie deugt voor geen cent…!’
Weer duimt hij vaag naar achteren zonder de blik van mij af te wenden.
‘Zo is het toch, niet dan? Nou dan! Daarom ben ik aan het rouwen, meneer, om Bertus, want hij blijft er wel een van ons, toch? Maa-fia daar…!’
Voor Ab is het genoeg zo. Ik knik hem toe, dat ik hem volkomen kan begrijpen. Tegen de spiegel heffen wij tussen duim en wijsvinger de gele jongens, waarna onze bovenlip in de schuimkraag verdwijnt. Ik hoor hem zijn zorgen van zich af zuchten. 

De kastelein wenkt, als ik twee vingers opsteek.


Bob Tieseman

296
  




...