<< Vorige - Volgende >> |
NK5: door Meireille OostromIn 't Aepjen
|
||
Apenboom
De man en de vrouw zaten aan een tafeltje bij het raam.
Op het tafeltje stonden twee onaangeraakte schoteltjes. Eentje met kaashompen en eentje met plakken ossenworst. Naast de schoteltjes stond een pittoresk potje mosterd.
‘Geinig. Een apenboom’, zei de man en knikte naar een sculptuur in de hoek van de kroeg, bestaande uit krijsende primaten in een boom. Eentje rookte een bolknak.
De vrouw keek om. ‘Ik vind het kitsch’, zei ze.
Hij zei: ‘Zie je die geschilderde vrouwen in die gouden lijsten? Ze doen me denken aan de zweefmolen van de kermis. Daar hingen ook van die schilderijen op. Jij lachte heel hard, wanneer we rondzwierden.’ Zijn ogen schitterden. ‘En je haren wapperden dan in mijn gezicht.’
‘Had jij niet twee jenever besteld?’
‘De beste man heeft net onze schoteltjes klaargemaakt.’
‘We zijn de enige klanten.’
Genotvol zei hij: ‘Jij had dat rode minirokje.’
Ze staarde naar buiten.
‘Leuk’, zei hij en pakte haar hand vast. ‘Dit moeten we vaker doen.’
‘Wat een afschuwelijke drukte op straat.’
‘Ik zou met je willen dansen.’
Ze zei: ‘Ik vind het lang duren.’
‘Vijfenveertig jaar samen. Wat een tijd.’
‘Straks is de kaas verdroogd en de worst verkleurd.’
‘Weet je nog waarom je voor mij koos?’
‘Hij heeft een baard.’
‘Ik had geen baard. Ik had een snor.’
‘De barman.’ Ze grinnikte. ‘Een echte baardaap. Hij kan zo de boom in.’
Hij staarde haar aan, maar zij keek naar buiten.
‘Moet je die griet zien.’
Hij draaide zich om. Op de straat danste een meisje. Ze had een hoofdtelefoon op. Haar handen bewogen sierlijk en haar heupen draaiden. Ze glimlachte toen ze hem zag kijken. Hij glimlachte terug.
Ze danste weg. Hij draaide zich om.
De jenever stond op tafel. Hij at een plak ossenworst.
‘Lekkere worst’, zei hij.
Mireille Oostrom
300
...
|